Wouter Hutschenruyter jr., die in 1883 bij Symphonia zijn Pianoconcert in c vertolkte, verdiepte zich in het archief van de vereniging en schreef er een humoristisch feuilleton over dat een plaatsje kreeg in de Nieuwe Rotterdamsche Courant.
Over de dirigent meldde hij:
Blumentritt was door-en-door muzikaal, had zijn vak goed geleerd, was theoretisch goed onderlegd en bespeelde de contrabas - zijn hoofdinstrument - als een waar virtuoos. Hij was bovendien iemand met zeer goede manieren, vriendelijk en voorkomend van aard en had in korten tijd onze - voor hem vreemde taal - leeren beheerschen. (Hij was Duitsch-Bohemer) Maar hij miste, en dat was zeer te betreuren, het moeilijk te omschrijven "je ne sais quoi" dat den geboren leider kenmerkt; hij liet zich overbluffen door aanmatigende bestuursleden, die - ze mochten dan van nature muzikaal begaafd zijn - in dat opzicht niet tot zijn knieën rijkten.
Een voorval, dat op mij een grooten indruk maakte, gewend als ik was aan de discipline die Gernsheim in de Eruditio- en Adolf Müller in de opera-repetities wisten te handhaven, wil ik hier vertellen. Midden in een vol ensemble houdt de eerste hoboïst met blazen op, zwaait zijn instrument boven het hoofd, en schreeuwt luidkeels: "Meneer Blumentritt, Meneer Blumentritt"!! Deze, in plaats van als een kolonel in een roman van Hackländer te bulderen "Da soll mir ein dreifaches Donnerwetter hineinschlagen!", houdt met dirigeeren op, en vraagt quasi-sarcastich "Wat blief meneer X; is er brand?" "Neen, meneer! Er staat 'piano', ze spelen te sterk." Met zulke gevallen te aanvaarden - een ieder moet dat inzien - verspeelde de man zijn gezag. Deze houding was de oorzaak dat hij ten slotte moest heengaan, en 't is te verwonderen dat hij het 22 jaren heeft uitgehouden.2)
In 1884 vond een concert plaats ten bate van het Sophia Kinderziekenhuis. Uitgevoerd werd het kinderoratorium 'De wereld in!', in 1878 gecomponeerd door de muziekpedagoog Peter Benoit (1834-1901) en gezongen door ongeveer zeshonderd "kinderen, meisjes, knapen en maagdelijnen".
Opmerkelijk is dat tijdens Blumentritts periode veel cellosolisten optraden. Daarnaast waren er vaak liedrecitals met pianobegeleiding. Bovendien werden steeds grotere werken uitgevoerd - vooral het pianoconcert in g van Mendelssohn stond geregeld op het programma - in het begin met anonieme solisten.