Symphonia begon aan haar tweede jeugd, de tijd van 'lief
dilettantisme' was voorbij. Het jaar begon met 36 werkende leden,
een laagterecord. Maar in de korte tijd schoolde Toon Verhey het
orkest om tot een subliem ensemble door elke dag groepsrepetities te
leiden waar de vonken vanaf vlogen. Tijdens de eerste gezamenlijke
repetitie dachten de orkestleden: "Aanstaande week zouden wij het
Concertgebouworkest kunnen vervangen!"
"Maar nee"
, zei de nieuwe dirigent, "Niets deugt ervan, niets."
Bij de eerste repetitie kwam men nauwelijks verder dan de eerste maat
van het eerste deel van het eerste nummer. Alle partijen werden door
Verhey met ongelooflijke ernst en geduld, foutloos bijgewerkt. "Aan
U ze ook foutloos en juist te lezen en te spelen."
Bij de uitvoeringen van onder meer de pianoconcerten van Willem Pijper (1894-1947) en Hugo Godron (1900-1971), de derde symfonie van Anton Bruckner (1824-1896) en de vierde symfonie van Johannes Brahms (1833-1897) stelde hij dezelfde eisen als aan een beroepsorkest.
Over de concertpianist Jacques de Monchy schreef de NRC:
De heer De Monchy heeft op merkwaardig beheerschte en rhytmisch vaste wijze zijn partij gespeeld; mocht hij een enkele maal iets meer op den voorgrond hebben kunnen treden, zoo staat daartegenover, dat men voelde hoe zeker hij van zijn zaak was, met welk juist begrip hij deze muziek vertolkte en welk een voortreffelijk pianist hij getoond heeft te zijn. Ook het orkestspel was in de begeleiding van dit werk op verrassend solide basis gebouwd. Het was een uitstekende gedachte onmiddellijk het werk van Pijper te herhalen, hetwelk met bewonderenswaardig ?lan slaagde; wij gelooven dat deze maatregel zeer door het publiek gewaardeerd werd en veel bijgedragen heeft deze, velen nog niet al te vertrouwde muziek, een sterker indruk te doen achterlaten.1)
Het Rotterdamse socialistische dagblad Voorwaarts voegde daar nog aan toe:
Geen programma zonder een Nederlands werk, zo luidt ongeveer het devies van Symphonia, en als resultaat van dit streven deed zich het unieke en vrijwel onbegrijpelijke feit voor, dat een vereniging van dilettantenmusici kon annonceren: Concert voor piano en orkest van Willem Pijper. Alstublieft! Moeilijker taak is er voor amateurs welhaast niet te denken, maar "Symphonia" had er blijkbaar enorm hard op gewerkt en er kwam een uitvoering tot stand die er waarlijk wezen mocht?. Een uitvoering geheel vrij van stunteligheden?.
Een uiterst curieus feit, dat den muziek-referent zelfs voor enige moeilijkheden plaatst. Want daar stáát hij nu met zijn theorie, dat lekenspel in principe de taak van den vakman moet mijden en inzonderheid op muzikaal gebied zijn stof moet zoeken, hetzij bij de (nog zeldzame) speciaal geschreven lekenmuziek, hetzij in de voor-romantische periode die zowel om technische als om ideële redenen zeer bruikbaar materiaal voor den amateur-musicus oplevert?. Leden van het orkest hebben ons verzekerd, dat de nieuwe dirigent hun niet alleen in technisch opzicht veel leert en bijvoorbeeld reeds vñór de eerste repetitie alle "vingerzettingen" en "adempauzen" in de partijen heeft ingeschreven?. Opvoedend werk van hoge betekenis? 2)
Het werk van Pijper uit 1927 getuigt van een zeer persoonlijke, hartstochtelijke schoonheid met lyriek en een meeslepende romantische aantrekkelijkheid, veredelde jazz-effecten en exotische klankbeelden.