De recensent van het Rotterdamsch Nieuwsblad was weer enthousiast:
Bertus van Lier heeft reeds dadelijk zijn keuze gedaan tusschen
de twee mogelijkheden: het voor dilettanten bereikbare en het
onbereikbare. Hij heeft het onbereikbare gekozen. Men dacht meermalen
tijdens de kritieke plaatsen in Bading's Tweede Symphonie aan het
motto uit Faust II, dat Stefan Zweig boven zijn karakteristiek van
Toscanini plaatst: "Den lieb ich, der Unmögliches
begehrt."
Inderdaad heeft Van Lier het onmogelijke nagestreefd, toen hij voor een dilettantenorkest zijn keus op Bading's Tweede vestigde, maar hij is met zijn hoogen greep stellig in onverwacht gunstige mate geslaagd, want men heeft het opus van Badings, zoo niet altijd naar den letter, dan toch naar den geest gehóórd...
Die ietwat roekelooze Symphonia-onderneming keerde dus hoog, artistiek dividend uit, doch op de hachelijkheid werd, onbewust een zeker niet gewild, nog eens gewezen tijdens het experiment der herhaling aan het einde van het concert. Van Lier keek reeds de zaal in met den blik eens veldheers, die getrouwheid van zijn scharen meet: het viel hem zéér mee. De gelederen waren voor de tweede operatie nauwelijks gedund. De spanning bij het orkest had echter meer geleden....
In het Allegro vivace werden stukken gemaakt, men was het over het tijdstip van aankomst niet met elkaar eens en onmiddellijk werd een hernieuwde poging gewaagd, waarin zoowaar de oude spanning terugkeerde en de Ikaros-vlucht zonder noodlanding afliep. In analogie met jongleurs, die soms opzettelijk een truc missen om de moeilijkheid te demonstreeren en het succes te stimuleeren, was de bijval thans zo mogelijk nog grooter dan de eerste maal. 1)