Van Lier durfde het ook aan avant-garde muziek te laten horen. Aan het eind van een programma met Haydn, Wolf en Wagner plaatste hij de Passacaglia van Anton Webern die voldeed aan zeer aanzienlijke eisen. Volgens Van Lier leerde de ervaring dat de leden van het orkest, na aanvankelijke klachten over "gebrek aan melodie", al spoedig tot een houding van liefde en bewondering tegenover de eerst zo vreemd aandoende muziek kwamen.
Maar dacht iedereen er wel zo over? Bibliothecaris Mersel in ieder geval niet. In een brief aan het bestuur schreef hij:
Aan het einde van ons concertjaar neem ik de vrijheid U langs dezen weg mijn opinie kenbaar te maken over het instudeeren en uitvoeren van ultra-moderne werken, waarvan Symphonia dit jaar enkele op het programma heeft gehad. Het instudeeren van deze werken,met name de composities van Pijper, Bading en Webern, was allerminst een genoegen, dikwijls uitermate vervelend, ja soms een kwelling.... Symphonia moet ongeveer vier maanden, dat wil zeggen te lang studeeren op een modern werk....
De capaciteiten en goede wil van de leden zijn veelal beter en mooier werk waardig.... Om op de hoogte te komen van nieuwe capriolen in het muzikale leven kan men 's Zaterdagmiddags bij het Rotterdamsch Philharmonisch Orkest college loopen.2)