In het Rotterdamsche rampjaar 1940 verloor Symphonia door het Duitse bombardement niet alleen het repetitielokaal maar ook alle bezittingen, zoals de gehele bibliotheek, pauken, bassen, lessenaars en dirigentenpodium. Dat overkwam ook het Rotterdamsch Philharmonisch Orkest. Onder de leden van Symphonia waren geen slachtoffers. Overigens bewaarde secretaris Frits Pot het vrij omvangrijke archief gelukkig thuis. Ondanks enige hachelijke situaties en vele omzwervingen is deze verzameling documenten uiteindelijk intact gebleven.
Na het bombardement ging het orkest niet bij de pakken neerzitten. In juli 1940 was er alweer een bestuursvergadering waarna snel de eerste repetitie volgde. Het bestuur gaf per circulaire uiting aan zijn menig dat de leden meer dan ooit behoefte zouden hebben aan het maken van muziek. Daarom besloot men in overleg met de enthousiaste nieuwe dirigent Bertus van Lier een niet al te zwaar programma in te studeren.
De eerste repetitie was in het Corner House aan het Mathenesserplein en de leden werd verzocht lessenaars en eventuele reserve-instrumenten mee te brengen. Door de spanningen van de oorlog nam de behoefte aan goede muziek toe: alle leden waren present en er kwamen zelfs verscheidene nieuwe leden bij.