Het jaar 1961 bracht veel successen. De hoge eisen stellende 'vergeten' eerste symfonie van Alexander Borodin (1833-1887) was een van de vele meesterwerken die door de beroepsorkesten vanwege sleur of een misplaatst streven naar actualiteit werden verwaarloosd. Niemand minder dan de bekende Nederlandse bariton Bernard Kruysen (1933-2000) verleende medewerking aan Mahlers Lieder eines fahrenden Gesellen. Rien Ouwerkerk van het Vrije Volk merkte verheugd op dat dit de eerste keer was dat hij een amateur-ensemble Mahler hoorde spelen.
Het was echter verbazingwekkend dat niet Mahler maar de Rotterdamse componist Jan Masséus (1913-1999) in de recensies in het middelpunt van de belangstelling stond door de wereldpremière van Cassazione opus 33, geschreven in opdracht van de regering. Het werk bestond uit: Intrada Marziale - Habanera - Wals - Pavane - Boléro.
Het was een compositie met een hoge mate van vakmanschap, hoewel de instrumentatie binnen het bereik van een amateurorkest lag. Muziekrecensent Dersjant van het Rotterdams Nieuwsblad sprak de wens uit dat beroepsorkesten deze compositie ook op hun programma zouden zetten.
Ter gelegenheid van het eeuwfeest in 1961 verscheen, naast een omvangrijk boekwerk met daarin alle 312 programma's verzameld door de bibliothecaris Mersel, een jubileumlied van voorzitter Jansse:
Een eeuw bijna Symphonia
En toch nog levendig van geest;
Van
Leeuwen, Rijken, Blumentritt,
Zij zijn de leermeesters geweest.
Er waren leiders van gezag,
Just. Schreuder, Oorschot, maar men mag
Ook
denken aan het schoon devies:
"Liefdadigheid kwam met de Vries"
Een eeuw bijna Symphonia,
Een schoon en indrukwekkend feest.
Men
denk'ook aan Verhey, van Lier.
Zij gingen nieuwe wegen meest.
Veel hebben 't leven vroeg verbeurd
En worden steeds nog diep betreurd.
Maar nu op dit zo groots festijn,
Heerst geestdrift onder Louis
Stotijn!