Dit honderdjarig bestaan van een muziekgezelschap voor dilettanten kan in ons land een unicum worden genoemd, met uitzondering van onder andere de muziekbeoefenende subverenigingen van sommige studentencorpora van onze grote universiteitssteden, zoals het Leidse Studentenmuziekgezelschap Sempre Crescendo dat op 8 december 1961 het 130-jarig bestaan op luisterrijke wijze vierde.
Publicist Wouter Paap schreef in Mens en Melodie over twee verschijnselen waarvan menigeen had voorspeld dat zij het amateurisme in de muziek de doodsteek zouden toebrengen: de radio en de perfectionering van de beroepsorkesten. Het tegendeel was echter waar. ...Bovendien hadden de meeste amateurorkesten professionele dirigenten: stille werkers die weinig roem behalen maar hun gewicht in goud waard zijn.
Symphonia had nog nooit subsidie gevraagd of gekregen. Er was een grote liefde voor de muziek, een uur langer repeteren was voor de Symphonianen geen enkel probleem. Opvallend is dat Symphonia vanaf haar eerste concert moderne werken op het programma had staan, al kaapte Eduard Flipse die later wel eens voor hun neus weg. Het orkest besteedde ook veel aandacht aan composities van Nederlandse componisten en van de in Nederland wonende buitenlanders. Dat waren in die tijd vooral Duitsers die in de vorige eeuw vaak belangrijke posten op het gebied van de muziek in ons land bezetten.