Het honderdjarig bestaan van Symphonia werd op grootse wijze gevierd met een ontvangst in de mooie Burgerzaal van het Rotterdamse stadhuis en een galaconcert op 29 januari 1962 in de Rivièrahal. De helft van het jubileumconcert was gewijd aan hedendaagse componisten, allemaal Nederlanders. Zoals de 87-jarige Rotterdammer Jules Zagwijn van wie bijna veertig jaar eerder al twee werken werden uitgevoerd. En verder nog een andere toenmalige stadsgenoot: de 26-jarige Otto Ketting (geboren 1935).
Van de laatste speelde het orkest als kort openingsnummer Intrada Festiva voor blaasinstrumenten en slagwerk. Evenals bij een soortgelijke compositie van Haydn was dit werk bedoeld om laatkomers te bewegen hun plaats vlug, maar vooral geruisloos op te zoeken en om de overigen tot stilte te manen en tot het staken van de gesprekken. Dat was nodig in de volle Rivièrahal: men stopte met de gesprekken, maar men doofde niet de sigaren en de sigaretten.
Dat deed ook denken aan vroeger tijden evenals de lange pauze met tombola en de galakleding: confrontatie met een stijlvolle traditie. Ook het programma was geheel in de traditie van het orkest: overwegend eigentijdse kunst, muziek van landgenoten en veel korte werken in plaats van een paar langere composities. De uitvoering van de ouverture La Dame Blanche van François-Adrien Boieldieu (1775-1834) riep herinneringen op aan 1861, toen Symphonia hiermee het eerste concert opende.